donderdag 2 oktober 2008

peerke's plaatjes 3.0



Het is altijd wel iets. Op de ene blogsite krijg ik de wubbe omdat de opmaak me grijze haren bezorgt. Op de andere kan je alleen in theorie reacties zichtbaar maken.
Dus probeer ik het nog eens ergens anders: http://peerke3.wordpress.com/

Voorlopig staat er alleen mijn laatste post van deze site, maar breng gerust eens een bezoekje en laat mij weten wat je er van vindt.

dinsdag 30 september 2008

Gerry Rafferty - Baker Street




Gerry Rafferty - Baker Street

Er zijn van die songs die zo vertrouwd zijn, dat je er gewoon niet meer naar luistert: 'Hotel California', 'Stairway To Heaven', 'Like A Rolling Stone', 'Hey Jude'… klassiekers. Wie er heeft er behoefte aan om ze voor de zoveelste keer te horen?
En toch, meestal is er wel een reden waarom zo een song is uitgegroeid tot een deel van ons collectieve bewustzijn.

Neem nu 'Baker Street' van Gerry Rafferty. Die folksong met een instant herkenbare intro en tweevoudige gitaar- en saxofoonsolo's. Iedereen kent 'm wel. Je kunt ongetwijfeld grote lappen tekst meezingen, maar wat is het refrein?
En heb je ook enig idee waar het over gaat?

Zelfs met de lyrics erbij wordt je nog niet veel wijzer.

Windin' your way down on Baker Street
Light in your head and dead on your feet
Well another crazy day
You'll drink the night away
And forget about everything
This city desert makes you feel so cold.
It's got so many people but it's got no soul
And it's taking you so long
To find out you were wrong
When you thought it had everything

You used to think that it was so easy
You used to say that it was so easy
But you're tryin'
You're tryin' now
Another year and then you'll be happy
Just one more year and then you'll be happy
But you're cryin'
You're cryin' now

Way down the street there's a lad in his place
He opens the door he's got that look on his face
And he asks you where you've been
You tell him who you've seen
And you talk about anything
He's got this dream about buyin' some land
He's gonna give up the booze and the one night stands
And then he'll settle down there's a quiet little town
And forget about everything

But you know he'll always keep movin'
You know he's never gonna stop movin
Cus he's rollin'
He's the rollin' stone

And when you wake up it's a new mornin'
The sun is shinin' it's a new morning
You're goin'
You're goin' home.

Wanneert je de song gaat ontleden merk je pas hoe onconventioneel de structuur ervan is. De twee strofen hebben een ongelijk aantal regels en er is inderdaad helemaal geen refrein. En die dubbele solo is ook erg ongewoon.


He's gonna give up the booze …

Het tragische van de song is de centrale zin: "He's gonna give up the booze and the one night stand."
Dat is hem blijkbaar nooit gelukt.

Gerry Rafferty is namelijk een tijdje geleden verdwenen. "Dat is ie al lang," merkt de grapjas in u op. En u hebt gelijk. Maar toch.

Donderdag 17 juli van dit jaar boekte hij een kamer in het luxueuze vijf sterren hotel Westbury, in Mayfair - hartje Londen. Onmiddellijk trok hij naar de bar waar hij de ene whiskyfles na de andere achterover sloeg.
De volgende dag werd hem de toegang tot de bar verder ontzegd. Daarop sloot hij zich op in zijn kamer.

Pas op maandag kwam hij zijn kamer terug uit… op zoek naar een pub. Het poetspersoneel wou van de gelegenheid gebruik maken om zijn kamer in orde te brengen. Die bleek niet alleen bezaaid met de lege flessen van de mini-bar. Erger was dat er overal plassen urine en vlekken bloed waren. Het bed, het tapijt, zelfs de gordijnen en het behang…alles was besmeurd.

Bij zijn terugkeer werd hem de verdere toegang ontzegd. De directie vreesde dat de Schot zich wel eens dood zou kunnen drinken.
“Hij was niet onbeleefd," verklaart een woordvoerder, haast verontschuldigend: "hij heeft niets opzettelijk vernield of zo. In feite was hij zeer voorkomend, maar de schade was puur het gevolg van incontinentie. Het is intriest dat hij een alcoholicus is en zichzelf zo ten gronde richt.”

Gerry Rafferty heeft blijkbaar al jaren last van lichamelijke problemen, als gevolg van zijn alcoholverslaving.

Hij verklaarde zich akkoord om zich naar een ziekenhuis te laten brengen om er te worden behandeld en om af te kicken. Maar op 1 augustus bleek zijn bed leeg. Hij was verdwenen, zonder iets mee te nemen. Sindsdien is hij spoorloos. Ook zijn familie heeft niets meer van hem gehoord en de poltie noemt de verdwijning "onrustwekkend".


Voor 'Baker Street'

Gerald werd in 1947 geboren in Paisley, Schotland. Van zijn Schotse moeder kreeg hij de liefde mee voor Schotse en Ierse folksongs en van zijn dove Ierse vader erfde hij… grote dorst.
Na het overlijden van zijn vader, moest hij, op zijn zestiende, gaan werken. The Beatles en Bob Dylan brachten hem aan het dromen over een eigen carrière als zanger. Hij zat in allerlei bandjes of probeerde wat bij te verdienen als straatzanger.

Wanneer het folkrock duo The Humblebumbs kwam optreden in Paisley, raapte hij zijn moed bij elkaar en stapte op de mannen af. De zanger, Billy Conolly was onder de indruk van de zelfgeschreven songs die Rafferty hem voorspeelde. Na enig overleg met zijn kompaan, de bluesgrassgitarist Tam Harvey, mocht de jonge Gerry voortaan meedoen.

Het trio deed het erg goed in het circuit van de clubs en de pubs. Conolly wist met zijn grappige bindteksten het rumoerige publiek stil te krijgen waardoor ze ook meer aandacht hadden voor Rafferty's liedjes.

Tam Harvey kreeg er genoeg van en besloot niet mee te verhuizen naar Londen, waar ze een doorbraak willen forceren. Als duo maakten ze twee LP's voor het onafhankelijke platenlabel Transatlantic Records. Hoewel de kritieken goed waren, bleef het grote succes uit. In 1970 besloten ze elk hun eigen weg te gaan. Connolly's grappige introducties waren in de loop van de jaren steeds langer geworden. Hij besloot het te wagen als stand-up comedian. Rafferty werkte het contract met de platenmaatschappij af, met een zelf gefinancierde solo plaat: Can I Have My Money Back.
Met de ironische titel drukte hij de hoop uit dat hij er zijn investering terug uit kon halen. Maar het is twijfelachtig of hem dat is gelukt want opnieuw leken alleen de critici de melodieuze folk-pop plaat te smaken.

Tijdens de opnamen werkte hij niet alleen voor het eerst samen met producer Hugh Murphy, maar ook met een oude schoolkameraad Joe Egan.

Met die laatste vormde hij een nieuwe groep: Stealers Wheel. Na enkele geflopte singles braken ze plots op grote schaal door met 'Stuck in the Middle'. De single bereikte in 1973 de top tien aan beide kanten van de oceaan. Even werden ze genoemd als de opvolgers van de Beatles, met Rafferty in de rol van de melodieuze McCartney.
Maar Rafferty weigerde het spel mee te spelen en te gaan touren in Amerika.
Daardoor deden zowel de debuut-lp, geproducet door het legendarische duo Leiber & Stoller; als de volgende singles het slechts redelijk. Nochtans lagen zowel 'Late again' als 'Star' goed in het gehoor.

Na de tweede LP kwamen artistieke en persoonlijke meningsverschillen bovendrijven. Alle andere groepsleden stapten op. Rafferty en Egan raakten het niet eens of ze de anderen moesten vervangen of als duo verder werken. Rafferty stapte zelfs even uit de band. De opnamen van een derde plaat liepen daardoor een enorme vertraging op. Wanneer Right Or Wrong eindelijk verscheen bleef er niemand meer over om de plaat te promoten.

De platenmaatschappij wou echter niet weten van een split. Er kwamen advocaten aan te pas. Contractuele bepalingen verboden Rafferty en Egan om nieuwe opnamen te maken. Rafferty keerde terug naar Schotland.


City To City

Omwille van zakelijke besprekingen moest hij regelmatig de lange treinrit van Edinburgh naar Londen uitzitten. In de Britse hoofdstad verbleef hij dan vaak bij een vriend in Baker Street.

Terwijl hij zich vroeger had thuis gevoeld in Londen kwam de stad hem nu koud en veel te druk over. Een straatzanger herinnerde hem aan zijn vroegere ik, toen hij nog vol hoop en ambities was. Het leek toen allemaal zo eenvoudig. Maar nu praat hij zichzelf moed in: "Hou het nog een jaar vol en dan ben je er."
Zijn vriend vangt hem op, vraagt hem hoe het is geweest. Maar hij geeft slechts vage antwoorden. Maakt dwaze beloftes: hij zal stoppen met drinken en rotzooien. Misschien zich ergens vestigen en alles achter zich laten. Tegelijk weet hij dat hij dat nooit kan waarmaken: hij zal altijd rusteloos blijven.
In de trein op de terugweg naar Edinburgh maakt hij het nummer af.

Pas in 1977, na drie jaar touwtrekken, raakten de zakelijke beslommeringen uitgeklaard en mag hij terug aan het werk. Op basis van een demo met een zestal songs kreeg hij een nieuw contract bij United Artists.
"Ik wist dat ik een stel goede nummers had geschreven en daarom riep ik Hugh Murphy (de producer van zijn eerste solo-lp) er bij en we gingen opnemen in Chipping Norton. Ik herinner mij dat ik verwachtte dat er van City to City hoogstens 50 000 exemplaren zouden verkocht raken." Het zouden er vijfeneen half miljoen worden.

Murphy en Rafferty verzamelden een groepje bevriende muzikanten om zich heen: drummer Henry Spinetti en bassist Gary Taylor, Tommy Eyre op toetsen en Nigel Jenkins op elektrische slaggitaar.

Voor enkele tracks werd beroep gedaan op gastmuzikanten, zoals gitarist Hugh Burns. "Ik was in die op tournee met Jack Bruce," vertelde Burns in 2002, "dus speelde ik toen in een wat hardere rock blues stijl, die goed paste bij die songs.
Gerry bekeek de songs op verschillende manieren voor hij zich toelegde op het uiteindelijke arrangement. Het was een goede les voor mij om te zien hoeveel zorg er werd besteed om het gewenste resultaat te krijgen.
Het was fijn werken met Hugh Murphy omdat hij een sfeer wist te scheppen waarbij je je op je gemak voelde en op je best kon presteren."
"'Baker Street' was een van de eerste nummers waarop ik meespeelde voor die plaat, "gaat Burns verder. "Het is het geluid van de solo is een Les Paul [gitaar] door een Music man en een Fender versterker. Later deed ik nog 'Right down the line', 'Waiting for the day' en 'Stealin time' - allemaal fantastische songs."

De saxsolo die zo kenmerkend is voor de song, maakte geen deel uit van het oorspronkelijke opzet.
Rafferty wist wel dat er een instrumentaal middenstuk moest komen, maar had geen bepaald instrument in gedachte. Hij probeerde het eerst al neuriend. Daarna werd het op elektrische gitaar uitgeprobeerd. Maar dat was allemaal niet krachtig genoeg. Hugh Murphy stelde voor het op saxofoon te proberen.

Pete Zorn was de eerste keuze. Maar die had zijn lip bezeerd en kon niet spelen. Hij somde wat andere namen op, waarvan de ongewone naam van Raphael Ravenscroft het meest opviel.
Voor de totaal onbekende Ravenscroft werd het zijn afspraak met de geschiedenis: de lange, snerpende uithalen op zijn oude, versleten sexofoon waren perfect voor de song. Achteraf werd hij veel gevraagd door grote namen als Marvin Gaye, ABBA en Pink Floyd.
De riff werd zo kenmerkend dat Ravnscroft jaren later, in interviews, nog wel eens durfde te protesteren dat hij niet mocht meedelen in de auteursrechten.
Rafferty houdt echter vol: "Het was mijn lijn, ik zong het hem voor."
Waarop Ravenscroft dan weer reageert met: "Het was voor het merendeel gewoon een oude blues riff.”

De song is een meesterwerk in pop productie. Met Rafferty's McCartney-achtige zang, een prachtige melodie, gecombineerd met een ongrijpbare tekst. De backing wordt gevormd door een stuwende bas, accenten van celeste en toetsen, en dan telkens opnieuw die sax, die opduikt van achter stevige elektrische gitaren. Zelfs te midden van het punkgeweld slaagde het gesofistikeerde nummer er in om zijn plaatsje op de radio op te eisen. In Engeland strandde het nummer op een derde plaats.

Voor Amerika werd de single stevig ingekort: van 6:01 tot 4:08. En bovendien ook nog eens ietsje versneld. Het resultaat was een top 2 notering.

De LP City To City bereikte wel aan beide zijden van de oceaan de top.


De lange nasleep

Rafferty zelf was niet zo opgezet met die hitstatus: "Ik was blij dat er aandacht was voor de LP. Dat deed mij veel meer plezier dan het succes van de single. Volgens mij staan er sterkere song op de plaat dan 'Baker Street'... anderzijds heeft het een interessante muzikale constructie en dan ook natuurlijk die sax lijn."

Laat u niet verblinden door de prachtige verzorgde productie van Rafferty's platen. De man droeg op het hoogtepunt van zijn roem een button met de waarschuwing "DANGEROUS TIMES AHEAD". En aan Rolling Stone onthulde hij in 1978 dat de rode draad door zijn platen "alienation" is.

Hij weigerde opnieuw om in Amerika op tournee te gaan en beloofde dat er op de volgende LP's geen hitsingles meer zouden staan. En inderdaad, hoewel nog steeds uitstekend, haalden de opvolgers, Night Owl (1979) en Snakes And Ladders (1980) niet meer die topstatus. Hoewel Night Owl nog zo'n - 2,5 miljoen keer van eigenaar veranderde.

Rafferty besteedde zijn tijd en geld liever om de carrière van Richard Thompson terug op het goede spoor te zetten. Zie het verhaal achter diens Shoot Out the Lights (http://peerkesplaatjes.skynetblogs.be/category/1180614/1/Richard+Thompson)

Begin jaren tachtig werd United Artists verkocht aan EMI en Rafferty werd een van de velen in de grote poel artiesten van die grote platenmaatschappij. Hij haalde nog wel een hit als producer van Letter To America van the Proclaimers in 1987, maar zijn eigen platen gingen onopgemerkt voorbij.

Dat kom hem echter niet veel schelen. 'Baker Street' alleen al brengt jaarlijks zo'n tachtigduizend pond binnen. Met dat geld bouwde hij een eigen studio in Kent, waar hij Sleepwalking (1983) - de naam zegt het al - opnam. Daarna hield hij de muziekbusiness voor bekeken. "Ik kwam tot het besef dat ik de wereld had afgereisd en niets had gezien. Het viel me niet moeilijk om alles achter me te laten. Wat ik in de toekomst doe zal op mijn voorwaarden zijn en op mijn tempo."
Eerst trok hij met zijn gezin een jaar naar Italië en daarna na hij hen op sleeptouw kris-kras door de Verenigde Staten.

Maar begin jaren negentig ging het goed fout: zijn vrouw verliet hem en hij kroop in zijn schulp. Nergens leek hij lang te kunnen blijven. De drankduivel, die altijd al prominent in zijn leven aanwezig was geweest kreeg de overhand: hij werd dik en paranoïde. Verschillende keren moest hij worden gehospitaliseerd en bracht lange periodes door in ontwenningsklinieken.

Vele van zijn songs geven hints van zijn gevecht tegen de alcohol. Op Night Owl klinkt het nog: "I should know better, but I can't say no," en op Snakes and Ladders "I'm leavin' the good life behind, too much of nothing every day."

Het lijkt er op dat hij de strijd heeft verloren.


Maar als eerbetoon, nu, nog één keer allemaal samen: "du-didi-dududuuuuuuuu"

vrijdag 26 september 2008

Rootsmuziek van bij ons




Ook dit is rootsmuziek. Geen Americana, maar wel met de wortels stevig verankerd in de grond van de Lage Landen.
Gé reinders, uit Roermond, met een blaasorkest uit Friesland erbij.
Heerlijke muziek vind ik dit.

vrijdag 19 september 2008

Nick Drake postuum



NICK DRAKE POSTUUM


Volgend jaar zal het 35 jaar geleden zijn dat de Britse singer-songwriter overleed. Toch is de man, die tijdens zijn leven nog geen vijftienduizend platen heeft verkocht, populairder dan ooit. Er gaat geen maand voorbij of in de een of andere recensie van een singer-songwriter wordt verwezen of gerefereerd naar het werk van Nick Drake. Denk maar aan Beck, Elliott Smith, Damian Rice, David Gray of Kings Of Convenience.

Daar zijn een aantal redenen voor.

In de eerste plaats is er natuurlijk Nick Drake zelf: zijn warme stem, zijn uitzonderlijk mooie en vloeiende gitaarspel en de prachtige composities die hij schreef. Komt daarbij zijn tragische dood op jonge leeftijd. Mensen houden ervan wanneer hun helden jong sterven.

Een niet te verwaarlozen factor is ook het talent en de aandacht van de mensen die hem hielpen om zijn platen te maken. Vergelijk zijn platen maar eens met die van gelijkaardige artiesten die in diezelfde periode werden opgenomen: Roy Harper bijvoorbeeld. Verantwoordelijk daarvoor is geluidstechnicus John Wood, maar ook producer Joe Boyd en arrangeur Robert Kirby.

Het was ook Joe Boyd die er voor zorgde dat zijn platen steeds verkrijgbaar bleven. Toen hij in 1972 zijn Witchseason Productions verkocht aan Island records, was dat een van de voorwaarden die hij stelde. Chris Blackwell hield zich daaraan. Toen die op zijn beurt zijn platenmaatschappij verkocht aan PolyGram stipuleerde ook hij dat hij persoonlijk zijn goedkeuring moest geven welke platen mochten worden geschrapt uit de catalogus.
Daardoor bleef de interesse in Nick Drake toenemen. Telkens iemand als Paul Weller, Peter Buck van REM, of Kate Bush zijn naam liet vallen in een interview had de lezer de kans om een plaat van de zanger te gaan kopen.
"Eens je overtuigd bent laat zijn muziek je nooit meer los," meent Joe Boyd. "En mensen die hem ontdekt hebben vertellen weer anderen over hem. Er is nooit veel promotie geweest - een beetje wel - maar nooit een echte campagne lijk voor een nieuwe artiest of zo. Ik denk dat, over het algemeen, er ieder jaar meer van zijn platen worden verkocht."


Naast de drie platen die tijdens zijn leven verschenen zijn er een tiental heruitgaven en compilaties verschenen. Soms met onuitgebracht materiaal of met een verbeterde kwaliteit.
En precies over die postume releases vindt u hier een overzicht.

De basis zijn dus de drie LP's die Nick Drake opname tussen 1968 en 1971.

Zijn debuut, Five Leaves Left, verscheen in juli 1969. Met het debuut van Leonard Cohen als voorbeeld experimenteert Boyd met steeds wisselende bezettingen van twee tot drie gastmuzikanten. De akoestische bas van Pentangle bassist Danny Thompson is een constante. Daarnaast zijn er bijdragen van Fairport Covention gitarist Richard Thompson, de Amerikaanse jazzpianist Paul Harris of celliste Clare Lowther.

Voor de tweede plaat koos Boyd een andere aanpak. Nick weet de tegenvallende verkoop aan het pastorale geluid. De sound werd wat lichter en meer jazzy door de toevoeging van een ritmesectie en blazers. "Het was wat meer pop," geeft Boyd toe, "Ik zag het als wat commerciëler."
'Northern Song' klinkt zelfs als een gemiste hitsingle.
Bryter Layter verscheen in november 1970. Maar opnieuw bleef het verwachte success uit.

Daarom wou Nick voor zijn derde LP geen inbreng meer van andere muzikanten. Pink Moon nam hij helemaal solo op, enkel met de hulp van de geluidstechnicus John Wood, tijdens twee nachtelijke sessies in oktober 1971. Je hoort alleen maar Nick Drake: zijn stem en zijn gitaar. Er is slechts één overdub: een piano op het titelnummer, ook door hem bespeeld.

Nadat ook die plaat onopgemerkt was gebleven, zakte de jongeman weg in een diepe depressie. Hij ging terug bij zijn ouders wonen en zocht met niemand nog contact.

Op 25 november 1974 overleed Nick Drake aan een overdosis slaappillen. Hij was amper 26 jaar oud.


Fruit Tree - versie 1

Vijf jaar na zijn dood, vond Joe Boyd dat de reputatie van de singer-songwriter zo was gegroeid dat er genoeg belangstelling moest bestaan voor een heruitgave van zijn werk. Zeer ongewoon voor die tijd was dat er werd gekozen voor een box set met daarin het complete oeuvre.

Fruit Tree verscheen in maart 1979, bij Island Records. Bij de box zat naast de drie vinylplaten ook een uitgebreid boekje met een uitstekende biografie door Arthur Lubow, de teksten van alle songs, plus wat foto’s.

Interessant was dat er vier nieuwe songs waren opgedoken.

Toen Boyd begin 1974 terug was gekeerd naar Londen had hij had Nick Drake hem gecontacteerd. Boyd dacht dat een nieuwe plaat hem misschien uit zijn isolement zou kunnen halen en stelde daarom voor om terug wat te gaan opnemen. Tijdens een eerste sessie in maart 1974 namen Drake en Wood enkel wat backing tracks op. Bij een tweede sessie in juni, in aanwezigheid van Boyd, voegde hij daar zang aan toe. Niemand weet of hij er plots genoeg van had, of simpelweg geen songs meer over had, maar er kwam nooit meer een vervolg.

Van het handjevol songs dateerden er twee (minstens gedeeltelijk) uit 1969: 'Black Eyed Dog' en 'Voice From A Mountain'. Dat eerste nummer had net zo goed van Robert johnson kunnen zijn: "A black eyed dog he called at my door / The black eyed dog he called for more".
De andere twee zijn: 'Rider On The Wheel' en 'Hanging On A Star'.
Niet alle songs zijn even sterk, maar wel geven ze een beeld van zijn gemoedstoestand.
De vier nummers werden snel even gemixt op een 7" mono beluister tape en, ondanks het protest van John Wood, aan kant twee van Pink Moon toegevoegd.

De set verkocht tamelijk goed, maar de productie werd na vier stopgezet.




Heaven In A Wild Flower

In plaats daarvan werd, in mei 1985, voor het eerst een compilatie uitgebracht van het werk van Nick Drake: Heaven In A Wild Flower: An Exploration of Nick Drake. De titel is een regel uit het gedicht Auguries of Innocence van William Blake.
Samensteller van dienst, Trevor Dann, producer van het invloedrijke BBC tv-programma The Old Grey Whistle Test, maakt een mooie keuze uit de nummers van de drie LP's.

Dit was mijn eerste kennismaking met het werk van Nick Drake. De beknopte biografie van ene Ian Cranna op de achterzijde lichtte een tipje van de sluier over het leven van de man achter de mooie, droeve liedjes.
Het was jarenlang de enige literatuur die er over hem te vinden was. De biografie van Patrick Humpreys verscheen pas 12 jaar later. En de tweede biografie, Darker Than The Deepest Sea, van diezelfde Trevor Dann volgde pas begin 2007.
Daarnaast is er ook nog een lang artikel van Ian MacDonald, dat in januari 2000 verscheen in Mojo onder de titel Nick Drake: Exiled From Heaven.




Fruit Tree - versie 2 en Time of No Reply

In de zomer van 1985 doorzochten Joe Boyd, Trevor Lucas en Frank Kornelussen de Island archieven in Cropredy. Trevor Lucas is de ex-man van Sandy en medemuzikant bij een aantal van haar LP’s.
Frank Kornelussen is hoofdredacteur van het Richard Thompson fanzine Flypaper.
De bedoeling was een Sandy Denny box set samen te stellen. Maar tijdens hun zoektocht stoten ze op een aantal ongebruikte opnamen van Nick Drake.

“Terwijl we de banden doorzochten in de Island archieven, vonden Joe Boyd en ik de originele master banden van de meeste van Nick’s sessies” vertelt Frank Kornelussen.
“[Frank] was diegene die maar bleef rondneuzen en zeggen, 'Laat ons alles doorzoeken'.” meent Joe Boyd. “We waren in de studio waar we wat banden van Sandy beluisterden, nota’s maakten en ruwe mixen en kopieën. Frank kwam binnen en zei ’Wat is dit? Kijk hier eens...' En het waren vier tracks van Nick Drake met 'Untitled' of 'Song No.1' en ik zei, 'Ik weet niet wat het is'. En dat was dan 'I Was Made To Love Magic' of 'Mayfair' of zo iets.”

Alles bij elkaar vinden ze vijf outtakes van de Five Leaves Left sessies. Vier daarvan zijn nooit gearrangeerd of overdubd. Ze zijn puur Nick, dikwijls op band gezet in één of twee takes. Om de een of andere reden besloot Nick er niet verder aan te werken. Waarschijnlijk schreef hij voortdurend nieuwe nummers, terwijl de sessies verspreid over verschillende maanden vorderden. Door de solo uitvoering lijkt het wel alsof het Pink Moon outtakes zijn.
De songs zijn 'Man In A Shed' en 'Mayfair' van 10 oktober 1968, 'Joey' en 'Clothes Of Sand' van 11 november 1968 en tenslotte 'Time Of No Reply' van 20 december 1968.

Daarnaast zijn er ook drie nummers die werden opgenomen met een orkest in arrangementen van Richard Hewson. 'I Was Made To Love Magic', 'Thoughts Of Mary Jane' en 'Day Is Done'. Nick had de arrangementen afgekeurd. Hij meende dat zijn schoolvriend Robert Kirby het beter kon. Bij gebrek aan een beter voorstel besloot Boyd hem een kans te geven en tot zijn verbazing pakte de samenwerking prachtig uit.
Terwijl de laatste twee nummers opnieuw werden opgenomen, is dit de enige versie van 'I Was Made To Love Magic'.


Maar een stuk of acht "nieuwe" songs is wat weinig om uit te brengen. Joe Boyd heeft wel nog een cassette met songs die Nick thuis heeft opgenomen, in Tanworth-In-Arden. Deze "Work in progress tape", dateert vooral uit einde 1967, begin 1968 - de aanloop naar zijn eerste plaat:

Nick nam vaak nummers op band op, toen hij nog thuis woonde. Zijn favoriete plaats om te oefenen was een oranje leunstoel, waarin hij uren zat te spelen en te componeren. Hij werkte liefst ’s nachts. Dikwijls, wanneer hij aan iets aan het werken was, ging hij helemaal niet slapen. "Ik hoorde hem dan de hele nacht rondlopen,’ vertelde zijn moeder Molly "Hij leed aan slapeloosheid. Ik denk dat hij zijn mooiste melodieën in de vroege ochtenduren schreef.”

"[In de jaren na zijn dood] begonnen mensen pelgrimstochten te maken naar het huis van zijn ouders," legt Joe Boyd uit."Nick’s vader was altijd zot geweest van experimenteren met de bandopnemer en dus gaf hij soms een cassette mee, met een compilatie van spullen die Nick had achtergelaten."
De geluidskwaliteit is niet optimaal, maar de inhoud is onthullend.

Op kant 1 staan zes originele nummers van Nick: ‘Princess of the Sand’ (of 'Strange Meeting II), ‘A Season’ (ook gekend als 'Strange Meeting I' of 'Bird Flew By'), ‘To the Garden’, ‘Joey’, ‘(My Love Left With The) Rain’ en ‘Blossom’.
Kant 2 bestaat grotendeels uit covers: een aantal traditionals en verder een nummers van tijdgenoten als Bob Dylan, Jackson C. Frank en Bert Jansch.
De cassette sluit af met een stukje monoloog waarop Nick zijn bedenkingen verwoord over een paar onderwerpen: interessante mensen; de late uren; dronken rijden; leugens, waarheid en pijn; het ochtendlicht; enz..

Joe Boyd had al jaren een kopie van de cassette, maar vond de kwaliteit te zwak, met veel “wow and flutter and static.”
Maar wanneer hij de originele band meenam naar Londen en hem daar afspeelde op professionele apparatuur bleek veel van de verstoring aan de kopie te wijten. De kwaliteit van de stem en het gitaarspel kwamen weer boven.

Ondanks zijn eerdere bezwaren besloot Boyd dat er toch spullen bij waren die de moeite waard zijn om uit te brengen - eens ze digitaal zijn gezuiverd. Drie songs worden geselecteerd: de eigen composities ‘Joey’ en een vroege versie van 'Fly' (van een andere band, uit 1969), plus ‘Smoking Too Long’ waarvan de auteur dan nog onbekend is.


Ook de vier nummers songs uit 1974 worden terug van Pink Moon gehaald. Alles samen voldoende voor een "vierde plaat": Time of No Reply. Op twee na zijn alle songs de pure Nick Drake: alleen gitaar en zang.

In augustus 1986 verschijnt de nieuwe versie van de Fruit Tree box op Hannibal, het nieuwe label van Joe Boyd. In de box zitten de drie oorspronkelijke platen - deze keer opnieuw in hun oorspronkelijke hoezen, het Fruit Tree boekje, plus Time Of No Reply.


Dat jaar bestaat de platenmaatschappij Island Records 25 jaar - een mooie gelegenheid om een flink stuk van de catalogus uit te brengen op cd. Op uitdrukkelijk verzoek van de grote baas, Chris Blackwell, krijgen de platen van Nick Drake en Sandy Denny ook de eer de overgang te maken naar het digitale tijdperk. Omdat er echter per maand maar zo'n twintig platen van die mensen worden verkocht, kan er niet veel geld aan worden besteedt. Daarom worden de EQd master tapes gewoon overgezet op cd.

Time of No Reply volgt in maart 1987 als afzonderlijk cd. Het gebrek aan budget is duidelijk af te lezen aan het hoesje: er is zelfs sprake van kant 1 en kant 2.






Way To Blue

In de jaren negentig wordt Island Records opgekocht door PolyGram. Gelukkig behoudt Chris Blackwell het veto over welke titels er van zijn vroeger catalogus mogen worden geschrapt. Terwijl het werk van artiesten als Tim Buckley of Fred Neil nergens meer te verkrijgen is, blijven de platen van Nick Drake daardoor steeds beschikbaar voor de potentiële kopers.

Joe Boyd had altijd al een afkeer gehad van de compilatie Heaven In A Wild Flower. Hij stelt voor een nieuwe compilatie te maken, speciaal voor cd. Dat wordt Way To Blue, uitgebracht in oktober 1994. Daarop staan zestien songs, veelal geselecteerd uit de drie officiële platen, maar met ook enkele tracks uit Time Of No Reply.


Remasters

Omdat alle songs op Way Too Blue zoveel beter klinken dan de versies op de oude cd's wordt besloten de drie LP's ook opnieuw te remasteren. Dat project is het stokpaardje van Martin "Cally" Calliman.
Cally, de vroegere manager van Julian Cope, was kort daarvoor bij Island begonnen als Creative Director. Hij is een grote fan van Nick Drake en wordt door Nick's zus Gabrielle beschouwd als de drijvende kracht achter alle volgende releases van zijn werk.

Hij heeft altijd al gevonden dat de oorspronkelijke cd's geen recht deden aan het geluid dat er eigenlijk op band stond. Daarom keert hij met John Wood terug naar de oorspronkelijke achtsporen banden en maakt 24-bits remaster van de drie oorspronkelijke LP's.
Deze verschijnen in 2000. Net op tijd, want in Amerika heeft Volkswagen 'Pink Moon' gebruikt in een reclamespotje. Hierdoor ontdekt een hele nieuwe generatie de vergeten singer-songwriter. Er worden dat jaar meer platen van Nick Drake verkocht dan in de twintig voorgaande jaren samen. Hij belandt zelf in de top 5 van de best verkochte artiesten op amazon.com.





Made To Love Magic

In mei 2004 verschijnt Made To Love Magic - in wezen een verbeterde versie van Time Of No Reply. Cally heeft er, samen met Gabrielle Drake, John Wood en Joe Boyd lang aan gewerkt. Het oorspronkelijke omzet was om een geremasterde versie van die outtakesplaat te maken uit te brengen. Maar dan in een betere hoes, zonder de twee pre-Island tracks en met een paar nieuwe studio outtakes toegevoegd.

John Wood was blij dat hij de laatste vier songs eindelijk recht kon doen door ze fatsoenlijk te mixen. Tot zijn verbazing stond er achter aan de band nog een vijfde song: 'Tow The Line'. Uit terug gevonden nota's van Drake bleek nu ook dat deze vijf songs samen kant 1 van een vierde LP zouden vormen.

Daarnaast wordt '(I Was Made to Love) Magic' en 'Time Of No Reply' voorzien van de originele, door Nick goedgekeurde arrangementen van Robert Kirby.
Kirby kwam ook aandragen met enkele gitaar en zang demo's die Nick hem in 1968 had bezorgd om zijn arrangementen te schrijven.

Al bij al, een mooie aanvulling op de bestaande catalogus, maar uiteindelijk niets wereldschokkend nieuw.



A Treasury

Voor de audiofielen verschijnt later dat jaar, in oktober 2004, voor het eerst een SACD (Super Audio Surround Sound) van Nick Drake. Daarvoor wordt een nieuwe compilatie van 15 tracks samengesteld uit de drie platen, plus Made To Love Magic. Als extraatje zit er aan het eind nog een bonus: een fragmentje van dertig seconden van 'Plaisir D'Amour'. Onze Amerikaanse vrienden wordt dat plezier echter ontzegd, want daar ontbreek het aardigheidje.





Family Tree

In juli 2007 volgt een tweede nieuwe outtakes compilatie: Family Tree. Het team van Made To Love Magic heeft er zes jaar aan gewerkt.

Zij hadden de beschikking over een dozijn banden. Niet alleen de fameuze 'Work In Process' banden, maar ook een nog oudere bandopname van Nick opgenomen in Aix-en-Provence. Door de aard van het materiaal zijn er een groot aantal covers.

Verder zijn er ook opnamen van enkele nummers van Nick's moeder, Molly en enkele stukjes klassieke muziek, gespeeld door de familieleden (met Nick op klarinet) en zelf wat gesproken woord fragmentjes.
Vele van deze nummers zijn zelfs voor de meest hardnekkige fans nieuw.

Alle banden werden afgespeeld op Nick's oorspronkelijke Beocord bandopnemer en dan digitaal overgezet. Hoewel enkel de meest kwaliteitsvolle opnamen werden geselecteerd, blijven er toch grote kwaliteitsverschillen hoorbaar.
"We hebben ons best gedaan met het materiaal dat we hadden," licht John Wood toe: "Ik had 170 items - sommige songs doken op verschillende banden op. We kregen een kopie van een kopie van een kopie. De enige manier waarop we iets konden doen was met Pro Tools. We zetten het dus allemaal over op Pro Tools, en synchroniseerden dat dan allemaal om te kijken wat de beste versie was. Soms plakten we een stukje van de ene track aan een andere toe.
Het had geen zin om alle tracks eenzelfde sound mee te geven, omdat ze van zo een verschillende bronnen afkomstig waren."

John Wood heeft zo zijn bedenkingen over het concept. "Maar," zo legt hij uit: "al snel nadat Nick's vader die compilatie cassettes begon uit te delen, begonnen mensen er bootlegs van te maken en er geld mee te verdienen. Uiteindelijk is het de bedoeling van deze plaat om de mensen die op zoek zijn naar die spullen die als bootleg verkrijgbaar zijn, het materiaal aan te bieden in een fatsoenlijke geluidskwaliteit."

Gek genoeg werd Family Tree de eerste plaat van Nick Drake die in Billboard wordt genoteerd. Een teken van de toegenomen populariteit van de zanger.




Fruit Tree - versie 3

In november vorig jaar verscheen bij Island Records de derde versie van de Fruit Tree box set. Er is dan ook veel aandacht aan besteedt. De drie 24 bits geremasterde cd's zitten elk in een perfecte miniatuur replica van de oorspronkelijke hoes. Het vierde schijfje is een dvd, getiteld: A Skin Too Few. De titel is een verwijzing naar een uitspraak van Gabrielle: "Zijn huid was niet dik genoeg om het te halen in dit leven."

De 48 minuten lange film dateert uit 2000 en is een werkstuk van Jeroen Berkvens. In zijn documentaire gaat de Nederlandse filmmaker op zoek naar sporen die de dodelijk verlegen jongeman heeft nagelaten. Het blijken er bitter weinig te zijn. Slechts één niets zeggend interviewtje, wat brieven, een paar foto's...

De film is opgedeeld volgens de verschillende fasen van leven van de romantische antiheld: van Birma, over Tanworth-in-Arden, naar Londen, met tussenstops in Oxford, Marokko en Frankrijk. Er zijn vele mooie momenten: Gabrielle leest een gedicht van haar moeder voor, er zijn oude familiefilmpjes, en landschapsbeelden…. Fascinerend is een scène waarbij John Wood en Robert Kirby in de Abbey Road studio 'At The Chime Of The City Clock' laag voor laag ontrafelen en analyseren.
Daarnaast zijn er vele stemmen van mensen rondom hem: collega-muzikanten, zijn ouders en zus, schoolvrienden… Maar net als in de diverse biografieën: tot de kern komen we nooit. Nick Drake blijft een schim.

Naast die vier schijfjes zit er in de doos ook een vrij dik boekje. Daarin geven John Wood, Joe Boyd en Robert Kirby verhelderende toelichtingen over het de opnamen van de verschillende albums en elke song afzonderlijk. De journaliste en muzikante Robin Frederick gaat in op de songs zelf.
Zij is de mysterieuze componiste van 'Been Smokin Too Long' en heeft een tijdje met Nick opgetrokken tijdens zijn maandenlange verblijf in Aix-en-Provence.

Alle teksten zijn ook opgenomen in het boekje, plus de oorspronkelijke biografie door Arthur Lubow uit de eerste uitgave van de box set. Martin "Cally" Calliman lijdt het geheel in met een essay over de veranderingen die in die periode plaats vonden in de studio's en opnametechnieken.

Mogelijk heeft John Wood zijn veto uitgebracht tegen het insluiten van een van de twee cd's met outtakes. Maar die blijven afzonderlijk verkrijgbaar, zodat dit de definitieve versie is om al het moois van Nick Drake in huis te halen.

Zoals Bart Steenhaut schreef in de Morgen: "Drie cd's, 31 nummers en amper twee uur muziek. Genoeg om van Nick Drake een van de invloedrijkste figuren uit zijn tijd te maken."

maandag 15 september 2008

The Ballad Of Ira Hayes




The Ballad Of Ira Hayes


De naam Ira Hayes zegt u hoogstwaarschijnlijks niets. En ook de naam van de man die een song over hem schreef doet geen belletje rinkelen: Peter la Farge.
Toch vonden mensen als Pete Seeger, Johnny Cash, Bob Dylan en Townes Van Zandt het nummer interessant genoeg om de song op te nemen.

Wie waren die mannen?


Het tragische verhaal van Ira Hayes

Ira Hayes was een indiaan, eentje uit de tijd dat die mensen nog niet werden omschreven als Native Americans. Hij werd geboren in het reservaat van de Pima Indianen in Sacaton, Arizona. Het leven was er hard, vooral nadat de regering de water bevoorrading had afgesloten zodat het irrigatiesysteem was uitgeschakeld.

Voor jonge mannen als hij bood het leger een kans: weg uit het reservaat, regelmatig eten en zelfs nog wat geld om de familie bij te staan. Als marinier deed hij zijn best om een waardige krijger te zijn. Op 23 februari 1945 had hij een afspraak met de geschiedenis. Na een slag op een eiland in de Stille Oceaan probeerden enkel van zijn makker een Amerikaanse vlag op te richten. Net op het moment dat Ira zijn handen uitstak om hen te helpen drukte de fotograaf af.

De foto van Joe Rosenthal haalde de kranten. De propagandamachine zag wel wat in "Flag Raising At Iwo Jima". Het Amerikaanse volk had immers helden nodig. De mannen op de foto werden opgespoord en kregen een uitnodiging om door president Truman te worden gehuldigd.

Ira Hayes was geschokt. Hij beschouwde zichzelf niet als een held. Van zijn compagnie van 250 man waren er slechts 27 ongedeerd terug gekeerd. Drie van de zes op de foto hadden het niet overleefd. De echte helden waren zijn "good buddies" die het niet hadden gehaald.

Hij voelde zich erg ongemakkelijk bij alle lofbetuigingen en erebanketten. Hij vluchtte in de drank. Zelfs in het reservaat was hij niet meer veilig voor bezoekers op zoek naar "de indiaan die de vlag hees". Het stond allemaal in schril contrast met de barre leefomstandigheden, waar geen verbetering in kwam. Irrigatie zorgde voor mooie groen weilanden die stopten aan de grenzen van het reservaat.

In 1954 was hij eregast bij de onthulling van het Jima Memorial in Washington, D. C. Het momument is een replica in brons van de beroemde foto.
Amper tien weken later, op 24 januari 1955 werd zijn lichaam gevonden in een ondiepe greppel in het reservaat. Hij was overleden als gevolg van onderkoeling na dagen van doorzakken.
Ira Hayes werd 32.

In 1961 komt zijn verhaal in de bioscoop als The Outsider, met Tony Curtis in de hoofdrol.



The Ballad Of Ira Hayes

In de song over deze held tegen wil en dank, geeft Peter La Farge een droge versie van de feiten. Niets wordt verbloemd of geromantiseerd. Ver weg van alle heroiek.


Gather round me, people, there's a story I would tell,
About a brave young Indian you should remember well;
From the land of the Pima Indians, a proud and noble band,
Who farmed the Phoenix Valley in Arizona land.

Down their ditches for a thousand years the waters grew Ira's people's crops,
Till the white man stole their water rights and their sparklin' water stopped.
Now Ira's folks grew hungry, and their farms grew crops of weeds.
When war came, Ira volunteered and forgot the white man's greed.

Call him drunken Ira Hayes --
He won't answer anymore,
Not the whiskey-drinkin' Indian,
Not the Marine who went to war.

Well, they battled up Iwo Jima hill -- two hundred and fifty men,
But only twenty-seven lived -- to walk back down again;
When the fight was over -- and Old Glory raised
Among the men who held it high was the Indian -- Ira Hayes.

Ira Hayes returned a hero -- celebrated through the land,
He was wined and speeched and honored -- everybody shook his hand;
But he was just a Pima Indian -- no water, no home, no chance;
At home nobody cared what Ira done -- and when do the Indians dance?

Then Ira started drinkin' hard -- jail was often his home;
They let him raise the flag and lower it -- as you would throw a dog a bone;
He died drunk early one morning -- alone in the land he'd fought to save;
Two inches of water in a lonely ditch -- was the grave for Ira Hayes.

Yea, call him drunken Ira Hayes,
But his land is just as dry,
And the ghost is lying thirsty
In the ditch where Ira died.



Het tragische verhaal van Peter La Farge

Net als Ira Hayes was Peter Lafarge een Indiaan. Hij was een van de laatste afstammelingen van de haast uitgeroeide Narragansett stam. Kort na zijn geboorte in een reservaat ward hij, samen met zijn zus geadopteerd door de schrijver Oliver La Farge. Die had kort daaravoor de allereerste Pulitzer Prijs gewonnen. Die kreeg hij voor zijn roman Laughing Boy, waarin een positief beeld wordt geschetst van de Navajo Indianen.

Tenminste dat is de romantische versie. In werkelijkheid werd hij geboren op een ranch in Fountain, CO. Oliver La Farge was in werkelijkheid zijn echte vader en hij werd dan ook, in 1931 geboren als Oliver Albee La Farge. Na de scheiding van zijn ouders in 1935, bleven hij en zijn zus Povy op de ranch wonen bij hun moeder, Wanden Matthews. Zijn vader's liefde voor de Indiaanse cultuur bleef hem echter bij.

Op zijn veertiende begon Peter met het rijden van rodeo's. Hij veranderde zijn naam daarvoor in het minder opvallende Peter. Rondtrekkende kwam hij in contact met mensen als Josh White and Big Bill Broonzy. Cisco Houston ontfermde zich over hem en leerde hem songs schrijven.

Na zijn dienstplicht in Korea keerde hij terug naar de rodeo's. Een ongeval in 1956 kostte hem bijna een been. Na een lange revalidatie ging hij studeren voor acteur in Chicago. Het toneelstuk Darkness of the Moon bracht hem begin jaren zestig naar New York. De sfeer in Greenwich Village sprak hem erg aan en hij besloot er zijn kans te wagen als folk muzikant. Zijn Indiaanse uiterlijk en zijn krachtig verwoorde boodschap vielen er op, zelfs tussen mensen als de jonge Bob Dylan, Ramblin' Jack Elliot, Dave Van Ronk en Pete Seeger.

"Ira Hayes" And Other Ballads, zijn debuut voor Columbia in 1962, was geproducet door John Hammond. De mix van eigen nummers en covers van 'John Henry' en 'St. James Infirmary' verkocht echter voor geen meter. Zijn momontome stem en onvaste zang spreken dan ook niet onmiddellijk aan.

Gelukkig zag Moses Asch, de man achter Folkways Records, in dat La Farge meer had te bieden. Dat leidde tot vijf platen rond Native American thema's. Hij kreeg al snel navolging door Buffy St. Marie, die beter aansloeg met protessonsg als 'Universal Soldier'.

Maar ook Johnny Cash erkende zijn talent. Hij ging hem opzoeken in New York en nodigde hem uit om in Nashville samen te werken aan een album. In juni 1964 naam Cash er een conceptplaat op rond de problemen van de Indianen: Bitter Tears:The Ballads Of The American Indians. De helft van de songs op de plaat waren geschreven door Peter La Farge.
'The Ballad of Ira Hayes' werd als single uitgebracht. Hoewel vele radiozenders de song weigerde te draaien omdat ze hem "te riskant" vonden, bereikte het plaatje de top 3 op de country lijst. Cash gaf de stations een veeg uit de pan door een pagina grote advertentie te plaatsen in Billboard waarin hij vroeg: “Where are your guts?” Er verder: "'Ballad of Ira Hayes' is strong medicine. So is Rochester & Harlem & Birmingham and Vietnam."
Ondanks doodsbedreigingen schrok The Man in Black er niet voor teug om de song verder onder de aandacht te brengen tijdens een optreden op het beroemde Newport Folk Festival van 1964.


Johnny Cash - the Ballad of Ira Hayes


Onvermijdelijk was een nieuwe versie van 'The Ballad of Ira Hayes' de opener voor La Farge's laatste Folkways album: On The Warpath. Maar dat was dan ook de limiet van hoe ver hij wilde gaan. Want hij weigerde om "met de tijd mee te gaan". Ondanks aansporingen van collega folk muzikanten stond hij er op koppig vast te houden aan zijn puur akoestische stijl van een man met zijn gitaar. Het succes bleef dan ook uit, zeker tijdens de hoogtijdagen van de folk-rock. Even overwoog hij dan ook om zijn carrière als folk zanger er aan te geven.

Door de oprichting van FAIR (Federation for American Indian Rights), had hij de aandacht van de FBI op zich gevestigd. Die haalden tijdens een middernachtelijke raid zijn appartement helemaal overhoop. En hij werd gehandboeid afgevoerd. Ze konden hem echter niets ten laste leggen.

In de herfst van 1965 bood MGM Records hem een contract aan als country artiest. Hij was dat jaar ook getrouwd met een Deense zangeres, Inger Nielsen en samen kregen ze een dochtertje. En net dan sloeg het noodlot toe: op 27 oktober werd hij dood aangetroffen in zijn appartement: geveld door een hartaanval. Peter La Farge werd net geen 34.



Bob Dylan

Bob Dylan kende Peter La Farge natuurlijk van zijn begindagen in Greenwich Village. Anthony Scaduo vertelt in zijn biografie uit 1973, dat Peter zich had ontfermd over de jongeman. "[Dylan] hing veel rond met mannen die openlijk pot rookten," herrinert Camilla Adams Horne zich. "Ik was bezorgd. Ik dacht dat ze elk moment opgepakt konden worden. Ik bleef hem maar er over aanspreken maar hij zei dan dat hij er mee gestopt was."
Een andere bezorgde moederfiguur, Sid Gleason, ging een stapje verder. "Ik vroeg Peter LaFarge om een oogje in het zeil te houden. En dat deed hij ook… Pete ging dan naar een feestje waar Bob ook was en hij ging dan langs hem staan. Hij zei niks en stond daar maar, met zijn armen over elkaar.
Op een dag belde Bobby me: 'Ma, haal die Indiaan van mijn nek. Ik beloof dat ik niets meer zal doen.'
Pete dook overal op waar hij ook was. Bob wist dat ik hem in de gaten hield."

Tijdens de sessies voor New Morning neemt hij, op 1 juni 1970, een cover op van 'The Ballad Of Ira Hayes'. Voor de begeleiding zorgen de gitaristen David Bromberg en Ron Cornelius, plus Al Kooper op orgel, Charlie E Daniels op bas en Russ Kunkel op drums. Net als veel opnamen van Dylan uit die periode wordt het geheel later opgeleukt met een dameskoortje.

De track verschijnt drie jaar later op Dylan, een plaat met restjes van de Selfportait en New Morning sessies.

Dylan zelf meent dat hij de song niet helemaal recht heeft gedaan en op 29 april 1981 neemt hij een kale pianoversie op tijdens de Shot Of Love sessies. Hij wordt daarop enkel bijgestaan door Clydie King.

En nog eens zes jaar later, in mei 1987, repeteert hij het nummer met The Grateful Dead voor een gezamelijke tournee. De song wordt echter nooit live gebracht.



Townes Van Zandt

Townes Van Zandt deed dat wel, zoals te horen is op A Gentle Evening With Townes Van Zandt, een postuum uitgebracht verslag van zijn debuut in Carnegie Hall.

Tijdens dat concert op 26 november 1969, bracht hij uitsluitend eigen nummers. De enige cover was de laatste song: een half gesproken versie van 'The Ballad of Ira Hayes'.

Ook op Roadsongs, een verzameling van covers uitgebracht in 1994, staat een mooie versie, met een mooier koortje dat dat van Dylan.


Townes Van Zandt

Van Zandt is ook te horen op Lasso From El Paso, van de Kinky Friedman, uit 1976. Of Asshole From El Paso zoals de satirische Texaanse jood zijn plaat oorspronkelijk wou dopen. De prachtige versie van 'The Ballad of Ira Hayes' is daarop een van de wienige serieuze songs. Het is het onbetwiste hoogtepunt en misschien wel de mooiste versie van de song.

vrijdag 12 september 2008

Tijd voor een pauze?



De site real roots café (http://www.realrootscafe.com/) stelt maandelijks een eigen lijstje met opmerkelijke cd's samen. Bovenaan de “Amazing Ten” voor september prijkt Take My Blanket And Go van ene Joe Purdy. Nooit van gehoord. Al snel kwam ik te weten dat de man nochtans al zo'n tiental platen op zijn palmares heeft staan. En bovendien nog in een genre dat mij toch echt wel ligt: alt.country.

Nu komen er natuurlijk elke maand enorme stapels cd's uit. In tijdschriften als Mojo en Uncut kun je elke maand besprekingen lezen van zo'n 200 nieuwe schijfjes. En dat is dan nog maar het tipje van de ijsberg. Want de nieuwste van pakweg Bart Peeters of Kate Ryan zul je daarin niet tegen komen.
Het is dus gewoonweg onmogelijk om nog "alles bij te houden".

Soms verzucht ik wel eens dat het fijn zou zijn als er een jaar of twee niets meer bij zou komen. Dan had ik eindelijk eens wat tijd om dingen die door de mazen van het net zijn geglipt in te halen.

Het lijkt onmogelijk, maar in Amerika is dat ooit echt gebeurd. Op 1 augustus 1942 begon de American Federation of Musicians - de vakbond zeg maar - een staking. Ze protsteerden hiermee tegen de te lage royalties die de grote muziekmaatschappijen hen oplegden. Vanaf middernacht mocht geen enkele muzikant nog meewerken aan de opname van één noot muziek.

In eerste instantie brachten de maatschappijen uit wat ze nog in voorraad hadden. Alle grote namen uit de big band wereld hadden nog snel wat extra opnamen gemaakt in de aanloop naar de staking. Maar na enkele maanden was ook die reserve uitgeput.
Het begrip "back catalogue" bestond toen nog niet, dus na ene tijdje was er niets nieuws meer. Dan werd er uitgekeken naar andere mogelijkheden. Iets waarbij geen muzikanten nodig waren. Alleen maar zang dus: a capella. De vocal groups begonnen aan hun opmars. De zangers die voordien slechts een ondergeschikte rol speelden bij de big bands, kregen daardoor de kans om de voorgrond te komen. Het betekende de doorbraak voor mannen als Bing Crosby, Frank Sinatra en Perry Como.

Na iets meer dan een jaar gingen de kleine maatschappijen overstag. Decca als eerste in september 1943. Capitol Records volgde een maand later. Maar de grote spelers Victor en Columbia hielden het een jaar langer vol, tot 11 november 1944.

Maar tegen dan was het muzieklandschap grondig veranderd. De Big Bands die voor de oorlog de populaire muziek gedomineerd hadden waren afgeschreven. Alle aandacht ging voortaan naar de zanger.

Zou het niet fijn zijn wanneer er nog eens zo een pauze zou worden ingelast?
Anderzijds: moet ik echt alles kennen?
En wat missen we dan allemaal?

Ik zal toch maar eens op zoek gaan naar die plaat van Joe Purdy.


woensdag 10 september 2008

Bob Dylan - Hard To Handle






True Confessions

In februari 1986 begon Bob Dylan aan een wereldtournee met Tom Petty and the Heartbreakers. Het was van 1978 geleden dat hij zoiets nog eens gedaan had. Hij had trouwens de voorafgaande jaren nauwelijks nog op een podium gestaan.

En het was van de jaren zestig geleden dat hij nog eens samen had gewerkt met een bestaande groep: The Band.

Maar hoe kwam hij terecht bij deze veel jongere mannen, die hun carrière waren begonnen tijdens de punkperiode?
De aanzet voor deze samenwerking vond zijn oorsprong bij het desastreuse optreden van Bob Dylan tijdens Live Aid.


Live Aid

Op 13 juli 1985 vond de grootste popmanifestatie van de vorige eeuw plaats. Op initiatief van grote muil Bob Geldof vonden die dag twee concerten gelijktijdig plaats: eentje in het Wembley stadion in Londen en een tweede in het John F. Kennedy-stadion in Philadelphia. Anderhalf miljard televisiekijkers in 160 landen konden genieten van optredens van zowat iedereen die iets betekende in de jaren tachtig (behalve merkwaardig genoeg Michael Jackosn, Prince en Bruce Springsteen). Led Zeppelin en The Who kwamen eenmalig terug samen. David Bowie deed gelegenheidsduetten met Mick Jagger en Tina Turner, Elvis Costello coverde The Beatles, Madonna deed een gastoptreden bij The Thompson Twins, Bono stelde zich aan en Queen stal de show. Het zestien uur durende spektakel leverde 70 miljoen dollar op voor de slachtoffers van de hongersnood in Afrika.
Jammer genoeg ging op beide plaatsen de finale de mist in. In Wembley deed Paul McCartney's microfoon het niet en Dylan ging af in Philadelphia.

De promotor voor de festiviteiten in Amerika was Bill Graham. Hij had Dylan aangeboden om op te treden samen met Tom Petty and the Heartbreakers. Vermits hij al met een aantal van hen had samengewerkt voor Empire Burlesque, leek het een goede keuze.
Bob had echter zijn twijfels. Hij belde naar Ronnie Wood om raad. Woody vertelde hem gewoon te doen waar hij zin in had. Als Bob dat wou kon hij zelfs meekomen. Tot zijn verbazing ging de zanger op zijn aanbod in. Ronnie bracht zijn collega Keith Richards mee naar de repetities.

Maar het wachten duurde te lang en drank was er in overvloed. Wanneer ze eindelijk het podium konden bestijgen waren ze alledrie behoorlijk aangeschoten. Bovendien werd achter een gordijn vlak achter hen de laatste voorbereidingen getroffen voor het slotlied: 'We Are The World'.
De monitoren waren daarom uitgeschakeld en ze hoorden zichzelf niet spelen.
Dylan zou Dylan niet zijn indien hij zich zou houden aan een afgesproken setlist. De inspiratie van het moment dicteerde hem te openen met 'Blowin’ In The Wind'.
Maar daarna brachten de drie een rammelende versie van 'The Ballad Of Hollis Brown'. De song vertelt het verhaal over een arme boer uit South Dakota die van miserie zijn vrouw en kinderen vermoord en tenslotte de hand aan zichzelf slaat. Niet bepaald een hoopgevende boodschap voor zo een gelegenheid.
Dat inspireerde hem bovendien om op te roepen ook wat over te houden voor de mensen in eigen land die leden onder de economische gebeurtenissen - de boeren bijvoorbeeld, die moeite hadden om hun leningen af te betalen.
De drie sloten hun korte set af met 'When The Ship Comes In'. Alleen Dylan zelf kan begrijpen wat de relevantie is van zijn boodschap: "wacht maar tot ik beroemd zal zijn!"
Ron Wood vatte het goed samen: "We gingen af als een stelletje idioten."

Bob Geldof was woedend over Dylan's oproep. Hij bestempelt de oproep als "laag bij de gronds, onvergefelijk en nationalistisch."




Farm Aid


Maar Willie Nelson nam de uitdaging aan en organiseerde Farm Aid om de noodlijdende Amerikaanse boeren te helpen. Dylan kon niet anders dan er ook op te treden. Deze keer besloot hij echter Graham's advies te volgen en zich te laten bijstaan door Tom Petty en zijn bende. Hij zorgde zelf wel voor wat zwarte zangeressen.

Ze repeteerden een hele week. Daarbij speelden ze van alles: van Hank Williams, Spector, Motown, blues, Tin Pan Alley…. Benmont Tench vertelt: “Hij kent zeker een miljoen nummers, oude delta blues en zo. Wel, ze klinken alsof ze delta blues songs zijn. Soms ben ik niet zeker of het blues nummers zijn of een nieuw arrangement van ‘It’s Alright Ma’.”

Het concert zelf vond plaats op 22 september 1985 in het Memorial Stadium, in Champaign, Illinois.
Dylan bracht er zes nummers met de Heartbreakers, waarvan drie als een duet met Willie Nelson. Drie van de songs waren stevige versies van nummers uit zijn recente LP: 'Clean Cut Kid', ''ll Remember You' en 'Trust Yourself'. De uitzending van de show werd druk bekeken en de reacties van het publiek waren zeer positief.

Dylan was zelf ook onder de indruk van de brede muziekkennis en improvisatietalent van de muzikanten. Omdat de samenwerking zo goed was verlopen werd overeengekomen om samen op tournee te gaan.


True Confessions Far East Tour

Voor zijn terugkeer naar de podia koos Dylan voor de look van een vernieuwde legende, een beetje punkachtig in een mouwloos T-shirt en leren vest, kralen en een oorbel.

De True Confessions Far East Tour with Tom Petty & The Heartbreakers (je hebt een XL T-shirt nodig om zo een naam op te krijgen) ging van start op 5 februari 1986. Begonnen werd met twee concerten in Nieuw Zeeland, dan een reeks in Australië en tenslotte vier optredens in Japan. Alles samen 19 shows op 33 dagen.

Met Tom Petty & The Heartbreakers bracht Dylan vele nieuwe nummers van Empire Burlesque plus nummers uit zijn hele carrière èn ook nog eens heel wat rock 'n' roll covers. Het plan leek te zijn om “de repetities op het podium verder te zetten,” zoals Tom Petty verklapte.
Er werd dan ook begonnen en afgesloten met bluesjams. Er werd ook regelmatig van de setlist afgeweken om niet gerepeteerde nummers te brengen.
Jammer genoeg was het resultaat aanvankelijk alleen maar slordig.

Pas na een aantal shows viel alles stilaan in de plooi.

"Hij laat veel plaats voor inbreng in zijn songs," meent Mike Campbell. "Dat maakt het spontaan. Ze klinken nooit twee keer hetzelfde. Tijdens een show in Australië zouden we 'When the Night Comes Falling From The Sky' spelen, maar hij had daar geen zin in. Hij keek mij aan en riep: 'Je kent de akkoorden voor 'All Along the Watchtower' toch?' We hadden het nooit gerepeteerd. Ik riep: het zijn er maar drie, niet? En hij: 'Ja, kom aan!'
Je weet nooit wat er gaat gebeuren Er kunnen opeens nieuwe songs komen of we doen gewone nummers in een andere toonaard. Het doet mij denken aan een schoolband. Een beetje beter afgewerkt misschien, maar het heeft die losse sfeer, die frisheid en chaos."

Stan Lynch bevestigt: "Ik heb optredens meegemaakt waar iedereen op het einde ergens anders uitkwam. Maar het lijkt wel alsof - op de een of andere perverse manier - hij precies uit die chaos zijn energie haalt."


Op 9 en 10 februari trekt het hele gezelschap in Sydney de studio in om er een nummer op te nemen voor de soundtrack van een film. Petty treedt op als producer en Stevie Nicks van Fleetwood Mac komt meedoen als backingzangeres.
Het werkstuk heet oorspronkelijk 'It's Hell Time, Man!', maar omdat het wordt gebruikt voor de film Band Of The Hand wordt de titel veranderd.



'Band Of The Hand' verschijnt in april April 1986 op single. Het is, met enige voorsprong, zijn beste werk van het hele jaar.
De b-kant is niet van Dylan.


De laatste twee shows in Sydney, op 24 en 25 februari worden opgenomen en gedeeltelijk uitgezonden in de reeks Superstar Concert Series van de Amerikaanse zender Westwood One. De shows worden ook gefilmd en tien nummers zijn te zien in de koopvideo Hard To Handle.
Het hele concert van de eerste avond is ook op bootleg verschenen, als True Confessions For Carol.



Knockin' On Heaven's Door




Just Like A Woman



Witte broodsweken?


Half maart keert Bob Dylan terug naar Los Angeles.

Het verblijf aan de andere kant van de wereld heeft hem de tijd gegeven om wat na te denken over wat hij moet doen. Enkele dagen voor het vertrek, op 31 januari 1986 is Carolyn Dennis, een van zijn zwarte backingzangeressen bevallen van een dochter: Desiree Gabrielle Dennis-Dylan.
Bob is de vader en hij heeft ook het geboortecertificaat getekend. Moeder en vader hebben samen besloten het kind uit de pers te houden om haar een normale jeugd te kunnen geven.
Desiree Gabrielle heeft twee achternamen gekregen, zodat zij op latere leeftijd zelf kan beslissen welke naam zij wil gebruiken. Zij zal later voor Desiree Gabrielle Dylan kiezen en zal geregeld met haar vader samenwerken.

Maar Carolyn is slechts een van zijn vele vaste vriendinnen. Zo is er Carole Childs met wie hij al een tiental jaar een knipperlicht relatie heeft. En onlangs heeft hij kennis gemaakt met Susan Ross.
Ross is de road manager van Jackson Browne, Fleetwood Mac en ELO. Tijdens een feest vertelde ze hem dat ze een film wou schrijven. Hij vroeg haar telefoonnummer om “dat interessante idee eens te bespreken”.
Korte tijd later begonnen ze een verhouding.

Nochtans had hij amper een maand eerder tegen Charles Kaiser van de Boston Review bijna iets onthuld over zijn huwelijkse staat. Wanneer die hem vroeg of hij ooit hertrouwd was, antwoordde Dylan: "Ja, bij wijze van spreken.” En dan, een paar minuten later, “Ja, in feite wel.”
Wanneer Kaiser doorvroeg of hij dan nog steeds getrouwd was met zijn tweede vrouw antwoordde hij ontwijkend: “ik ben niet zeker.”
Pas in 2001 zal Howard Sounes in zijn uitstekende biografie Down the Highway onthullen dat Dylan op dat moment niet getrouwd was, maar dat zijn vriendin Carol Dennis wel al zeven maanden zwanger.

Uiteindelijk besluit hij toch maar te trouwen met de moeder van zijn kind. Het huwelijk wordt op 4 juni 1986 ingezegend, in Los Angeles.

Maar erg gelukkig maakt hem dat niet. Twee dagen later, staat hij ladderzat op het podium van The Forum in Los Angeles, tijdens een Amnesty International benefiet. Zelfs na de show blijft hij doordrinken.


US Summer Tour

Het Amerikaanse luik van de tournee met Tom Petty gaat drie dagen later van start, op 9 juni. De nieuwe mevrouw Dylan staat iedere avond mee op het podium - zonder dat iemand overigens op de hoogte is van haar nieuwe status.

De man zelf kan het blijkbaar allemaal niet schelen. Alleen de dagelijkse covers – drie per show – schijnt hij interessant te vinden. Voor de rest laat hij The Heartbreakers de show stelen.

Die covers variëren sterk. Zo is er 'Across the Borderline', een nummer van Ry Cooder, John Hiatt en Jim Dickinson voor de soundtrack van de film 'The Border'. Daarnaast zijn er ook jaren vijftig songs als
'We Three (My Echo, My Shadow And Me)' van The Ink Spots en 'Lonesome Town' van Ricky Nelson.

In oktober had Dylan al in een interview met Mikal Gilmore verteld dat hij er over dacht een LP vol covers op te nemen. “Sinatra, Peggy Lee… Ik hou van die mensen, maar ik zal je vertellen naar wie ik veel luister de laatste tijd – ik denk er zelfs over één van zijn vroege nummers op te nemen – Bing Crosby. Niemand kan beter zingen dan hij.”

Diezelfde Gilmore was ook getuige bij de repetities in de Zoetrope Studios. Vol weemoed denkt hij terug aan de "inventieve versies van wonderlijke songs die voorbij komen en nooit meer terugkeren." Maar Dylan had hem gewaarschuwd: "Ik weet niet of mensen dit soort dingen van mij willen horen."

"Op een avond, tijdens de repetities deed hij 'I Dreamed I Saw St. Augustine' en dan, met zijn backing zangeressen, 'White Christmas'. Het was fantastisch en iedereen wist het. I sprak er over met Benmont Tench en hij kon er niet genoeg van krijgen. Dat Dylan een song zou brengen waar niet ooit van had gehoord of waarvan niemand verwachtte dat hij hem zou zingen, en daar dan een fantastische versie van brengen.
Maar niemand kon hem overtuigen om dat ook live te doen... "

Zelf de nieuwe plaat, Knocked Out Loaded krijgt haast geen aandacht. Enkel tijdens de eerste en de laatste show brengt hij er één nummer uit.

De tournee eindigt op 6 augustus, na 41 concerten.


Het Europeese Luik van de tournee zou pas in de zomer van 1987 plaatsvinden. En Peerke zat ook toen weer in het publiek.
Maar dat is voor een andere keer.




Across The Borderline